Ferrari

Ferrari is een Formule 1-team uit Italië. Het hoofdkwartier van Ferrari staat in het Italiaanse dorpje Maranello. Ferrari is sinds het allereerste begin van de Formule 1 verbonden aan de koningsklasse en komt zodoende al sinds het jaar 1950 uit in de Grands Prix. Ferrari is recordhouder wat betreft het aantal gewonnen rijders- én constructeurskampioenschappen. Ferrari kende grote successen met legendarische coureurs als Niki Lauda en Michael Schumacher.

Team

De teambaas van Ferrari is Mattia Binotto, een ingenieur die werd geboren in het Italiaans sprekende gedeelte van Zwitserland. De Fransman Laurent Mekies is de plaatsvervangende teambaas mocht Binotto afwezig zijn. Mekies overziet daarnaast het sportieve gedeelte van het Formule 1-team van Ferrari. De Italiaanse techneut Enrico Cardile is tegenwoordig de technische directeur. Zijn land- en naamgenoot Enrico Gualtieri overziet de motorenbouw. Het rijdersduo van Ferrari wordt gevormd door Charles Leclerc uit Monaco en Carlos Sainz junior uit Spanje. Mick Schumacher en Antonio Giovinazzi zijn de officiële reservecoureurs, mocht Leclerc of Sainz niet in staat zijn om deel te nemen aan een Grand Prix. De Russische coureur Robert Shwartzman, die tegenwoordig onder een Israëlische licentie rijdt, is Ferrari’s vaste testrijder.

Geschiedenis in de Formule 1

Ferrari is vanaf het allereerste moment aanwezig in de Formule 1 en is daarmee ook het langst racende team van het actuele startveld. De eerste overwinning van Ferrari in de Formule 1 werd behaald in de Britse Grand Prix van 1951, toen de Argentijnse coureur José Froilán González als eerste over de eindstreep reed. Kort daarna volgden de eerste twee rijderstitels. De Italiaanse coureur Alberto Ascari bleek nagenoeg onverslaanbaar in de seizoenen 1952 en 1953 en ging dan ook tweemaal met het wereldkampioenschap aan de haal.

Na een sterk begin in de Formule 1, waar Juan Manuel Fangio een derde titel aan het geheel toevoegde, Mike Hawthorn kampioenschap nummer vier veroverde, Phil Hill voor nummer vijf zorgde en John Surtees de zesde kroon in de wacht wist te slepen, moest Ferrari gedurende langere tijd het onderspit delven tegen de Britse constructeurs. De geslepen Britten, die uitkwamen in de Formule 1 met teams als BRM, Lotus, McLaren en Brabham (de laatste twee onder eigendom van een Nieuw-Zeelander respectievelijk een Australiër), bouwden eerst een wagen om daarna een geschikte motor uit te kiezen.

Ferrari deed het andersom. De Italianen bouwden meestal kanonnen van motoren – daardoor konden Ludovico Scarfiotti en Lorenzo Bandini bijvoorbeeld ook hun eerste en enige Grand Prix-zeges boeken – maar qua wendbaarheid liet het geheel veelal te wensen over. Dat merkte de Oostenrijkse coureur Niki Lauda meteen op, toen hij voor de eerste keer met een Ferrari mocht testen. Lauda was op voorspraak van collega-coureur Clay Regazzoni bij Ferrari terechtgekomen, en stelde de teamleiding direct teleur door de heilige racebolide te vergelijken met een varken.

Lauda bleek echter wel gelijk te hebben. Toen de teamleden eenmaal hun trots aan de kant hadden gezet en de racewagen verbeterden, reeg Lauda de overwinningen aaneen. Na de titelwinst van Surtees in 1964 volgde er in 1975 eindelijk hernieuwd succes voor Ferrari. Dankzij Lauda werd de rijderstitel gewonnen. In samenwerking met Regazzoni wist de Oostenrijkse coureur tevens het constructeurskampioenschap voor Ferrari te veroveren.

Toen Lauda bijna levend verbrandde tijdens de Duitse Grand Prix van 1976 vreesde Ferrari haar stercoureur kwijt te raken, maar niets bleek minder waar. Na een razendsnelle revalidatie keerde Lauda terug op de Formule 1-circuits, om ternauwernood naast de titel van 1976 te grijpen. In 1977 werd hij echter wel weer kampioen. Jody Scheckter sloot de succesvolle jaren ’70 op de best denkbare manier voor Ferrari af door nog een wereldtitel te veroveren.

Daarna werd het stil in Maranello. Goed, er werden nog een paar constructeurstitels gewonnen (1982 en 1983), maar drama overschaduwde die kampioenschappen. De bijzonder populaire Gilles Villeneuve verongelukte immers in 1982 en ook zijn collega Didier Pironi moest zijn Formule 1-carrière een halt toeroepen na een zwaar ongeluk. Boze tongen beweerden dat de wagens van Ferrari gewoonweg te onveilig waren. De Italiaan Michele Alboreto kende een sterk 1985, maar hij kon niet voorkomen dat McLaren-tegenstander Alain Prost met de wereldtitel aan de haal ging.

Zelfs toen Prost naar Ferrari trok kon het tij niet worden gekeerd. Topcoureurs als Gerhard Berger en Jean Alesi trokken eerder aan een dood paard, dan een stijgende. Medio jaren ’90 was de teamleiding van Ferrari het dusdanig beu dat men maar één oplossing zag: de regerend wereldkampioen tegen alle kosten contracteren.

Met een miljoenenaanbod trok Ferrari naar Michael Schumacher, die de vrije hand kreeg om een sterrenteam op te bouwen. Dat deed de Duitser. Hij haalde Eddie Irvine erbij als waterdrager, liet techneut Ross Brawn overkomen en haalde met aerodyamicus Rory Byrne de meest pientere personen van de Formule 1-paddock binnen. Al na twee seizoenen leek Schumacher in 1997 voor de titel te kunnen gaan, maar hij overspeelde zijn eigen hand.

Nadat Schumacher in 1999 zijn been op twee plaatsen brak, kon knecht Irvine een gooi naar de titel doen, om zo voor de eerste keer sinds Scheckter in 1979 eindelijk weer een rijderskampioenschap naar Maranello te brengen. De Noord-Ier kwam echter nipt tekort in strijd met Mika Häkkinen. In 2000 stelde Schumacher orde op zaken. Hij won de titel na een intense strijd met Häkkinen. Schumacher ontpopte zich vervolgens tot één van de meest dominante Formule 1-coureurs aller tijden. Hij werd kampioen in 2001, 2002, 2003 én 2004. In elk van die jaren veroverde Ferrari ook het constructeurskampioenschap.

Na het afscheid van recordkampioen Schumacher was het aan Kimi Räikkönen en Felipe Massa om de kar te trekken. Waar de eerstgenoemde in 2007 de rijderstitel greep, daar moest de laatste in 2008 lijdzaam toezien hoe Lewis Hamilton precies één puntje meer scoorde. Wel werd Ferrari in beide jaren teamkampioen. Het teamkampioenschap van 2008 is heden ten dage nog steeds de laatste titel van Ferrari in de Formule 1.

Max Verstappen nieuws